Sprookje voor compassie

De dame met het zwaard reed behoedzaam door de bossen. De lucht was knisperend van de kou. De bodem met een witte laag bedekt. De maan scheen flauw door de lege takken van de bomen. De dame rilde en trok haar mantel strakker om zich heen. Ze checkte even haar zwaard. Deze zat veilig in de schede, maar binnen handbereik, mocht dat nodig zijn.

Ze genoot van het rijden door de nacht. Het was zo lekker stil en ze kon onopvallend haar weg vervolgen. Ze moest immers veilig bij het hof van de koning aan zien te komen. Ze had haar zwaard om zich te beschermen, maar nam toch het zekere voor het onzekere. Bij sommigen wekte haar zwaard extra agressie op, omdat een vrouw met een zwaard nou eenmaal wat onorthodox was. Vroeger was het heel normaal dat vrouwen zwaarden hadden, maar heden ten dagen was het de taak van de man geworden. En daarmee was het zwaard wat eenzijdig geworden. Het was slechts nog aan een kant bruikbaar.
Maar de dame met het zwaard had nog een dubbelzijdig zwaard. En dat was heel bijzonder. Het was haar speciaal gegeven om het Manifest van compassie veilig bij het hof te krijgen. ’s Nachts reed ze zoveel mogelijk door en overdag zocht ze dan een hooischuur op die leegstond wanneer iedereen op het land aan het werk was.

Deze nacht werd ze echter overvallen door vermoeidheid en kou en besloot ze een vuurtje te maken en wat te rusten nog voordat ze een dorp had bereikt. Het viel niet mee om genoeg droog hout te vinden, maar op een gegeven moment had ze het toch voor elkaar en kon ze rusten bij het vuur. Maar blijkbaar was ze wat vermoeider dan ze dacht, want ze viel in slaap. Niet lang erna werd ze wakker, niet omdat ze weer geheel verkwikt was, maar omdat ze voelde dat ze niet meer alleen was. Ze opende haar ogen en inderdaad er stond een groep woeste mannen om haar heen. Het waren wilde struikrovers, ooit verbannen uit het koninkrijk. Ze hadden het manifest van Compassie in hun hand. Ze hadden het uit haar mantel weten te ontfrutselen.
“Geef terug,” riep de dame verschrikt, “dit is eigendom van de koning. Geef onmiddellijk terug.” En ze pakte haar zwaard en wilde uithalen. De mannen lachten haar uit. “Ha, ha, ha, een vrouw met een zwaard en compassie”, riep de grootste van het stel. “In het manifest staat dat jij geen actie zult ondernemen, waardoor wij lijden. Dus ik zou maar snel je zwaard wegdoen. Je zou ons toch niets willen aandoen? En bovendien hebben wij niets met dit manifest, dus wij zitten er helemaal niet mee om jou wat te willen aandoen. Wij zijn wel benieuwd hoeveel de koning voor dit manifest wil betalen”. De vrouw met het zwaard vergat op dat moment de dubbele kracht van het zwaard en ontstak in woede. Maar ze wilde niet boos zijn en probeerde zich in te houden. De mannen hadden misschien wel gelijk. Ze mocht hen geen pijn doen. De rovers maakten van haar ogenblik van twijfel gebruik om de benen te nemen, met het manifest én haar paard!
Verloren stond de vrouw daar in het donkere bos. Ze had haar taak verzaakt. Ze kon nu niet meer terug naar het hof. Ze was de dubbele kracht van het zwaard vergeten. En de rovers hadden misbruik gemaakt van haar compassie, vond ze. Ze had gefaald en ze schaamde zich diep.

Doelloos zwierf ze vervolgens door de bossen. Haar lust voor het leven was ernstig aangetast en ze verwilderde met de dag. Gaandeweg werd ze steeds meer mensenschuw. En zo gingen er maanden voorbij. Soms moest ze wel naar een dorp, wanneer ze in de bossen te weinig eten kon vinden. Ze vroeg dan om medelijden en kreeg soms een paar korsten brood toegeworpen. Ze was nog maar een schim van de eens zo krachtige vrouw. En iedere keer dat ze in het dorp was, leek het wel alsof de mensen steeds grimmiger werden en meer langs elkaar heen leefden. Het kostte haar meer en meer moeite om de dorpen binnen te gaan. De harde woorden en holle blikken van de dorpsbewoners raakte haar als ferme zweepslagen. Verdrietig keerde ze zich dan om.

Maar op een bitterkoude winternacht, hield ze het niet meer uit van de kou en de honger en werd ze toch weer naar een dorp gedreven. Ze liep naar de grootste herberg en glipte de stal binnen. Daar vond ze een hoekje met wat hooi waar ze zich achter kon verbergen en ze maakte van een deel van het hooi een bedje.

Heel vroeg in de ochtend ging de staldeur open en de dame schrok wakker. Er kwam een heel klein meisje de stal binnen. De dame hield haar adem in. Het meisje liep naar een van de paarden, gaf het dier te eten, aaide het zachtjes over zijn neus en sloeg vervolgens haar armpjes om zijn hals. Ze begroef haar gezicht in de manen en begon tegen het dier te praten: “Als ik later groot ben, dan wil ik ook een paard zoals jij. Je bent mooi en sterk en je kunt me dragen. En samen kunnen we dan de wijde wereld in. Dan word ik boodschapper, maar alleen van goed nieuws. Zodat mensen altijd blij worden als ik verschijn en lief voor me zullen zijn. Ik zal met open armen worden ontvangen en ze zullen me zien, daar hoog op het paard gezeten. En ik zal stralen en lof oogsten.”

Het hart van de dame kromp ineen. Het was alsof ze zichzelf terugzag als klein meisje. Ooit had ze dezelfde woorden uitgesproken. En ze was een waardige boodschapper geworden, zelfs voor de koning. Ze had aanzien gehad en ze was bewonderd. Men had gesproken over haar rechtschapenheid. Met het zwaard dat de koning haar had toevertrouwd was ze altijd in staat geweest de waarheid te spreken, zo leek het. Toch was het ergens mis gegaan. Nu zag ze waarom. Terwijl ze zich dat realiseerde werd ze bevangen door een golf van compassie voor het kleine meisje en had ze een diepe behoefte het meisje te troosten en te knuffelen. Voorzichtig stond ze op uit het hooi, streek haar jurk glad en liep behoedzaam op het kleine meisje af. Deze schrok zich gek en bleef aan de grond genageld staan. “Lief meisje”, sprak de dame. “Wat mooi dat je mensen blij wilt maken. Ik kan zien dat je heel liefdevol bent. Maar ik zie ook pijn in je ogen. Kom, laat me je troosten. Want alleen met een heel hart kun je mensen echt blij maken. Alleen met een heel hart zul je weten dat liefde onvoorwaardelijk is. Je hebt geen paard en aanzien nodig om van je te laten houden, in tegendeel, liefde laat zich niet afdwingen. Je bent liefde waard zoals je bent, zolang je dat gelooft, zul je liefde kennen.”

Het meisje keek een beetje niet begrijpend, maar iets in de stem van de dame vertelde haar dat deze vrouw de waarheid sprak en te vertrouwen was. En ze liet zich troosten. Totdat de dame stemmen hoorde en zich snel uit de voeten moest maken.

Op straat werd het al drukker. De maag van de dame met het zwaard knorde, maar ze lette er niet op. Ze was zo vervuld van het beeld van het dromende kleine meisje en was helemaal warm geworden van haar eigen gevoel voor compassie. Ze realiseerde zich dat ze geen slachtoffer was van een overval, maar van haar eigen hoogmoed. Ze had misschien een scherp oor voor de waarheid van anderen, maar ze was haar eigen waarheid verloren, haar vriendelijkheid was niet onvoorwaardelijk. Ze had zichzelf belangrijk gevonden en gewaardeerd door de koning. Dat had haar een goed gevoel gegeven. Niet het feit dat mensen gelukkig werden van zoiets groots als compassie. Ze was niet alleen het manifest verloren, maar ook haar compassie zelf.

Terwijl ze die dingen overdacht, kwam ze uit op het dorpsplein. Ze zag dat er een schavot gebouwd werd en bleef even staan. Ze hoorde rinkelende kettingen aankomen en bleef even wachten om te zien wie er veroordeeld zou worden. Toen de veroordeelden de hoek om kwamen, sprong ze bijna een meter in de lucht. Ze herkende deze wildbehaarde mannen direct. Het waren de wilde rovers die haar haar paard en het compassiedocument hadden ontnomen! Even had ze een gevoel van triomf. Ha, ze hadden ze te pakken, de schavuiten! Maar toen voelde ze haar hart ineen krimpen. Ooit waren dit ook kleine jongetjes. Ergens hadden ze een verkeerde afslag genomen. Net als zij en op die afslag waren ze elkaar tegen gekomen. Als zij die afslag niet had genomen, hadden de mannen dan misschien niet ook op hun pad gebleven? Waren ze slechter dan zij? Als deze mannen werden veroordeeld, zou zij dat dan ook niet moeten worden?

En ze begon te bidden: Ik dank het universum genadig te zijn voor deze zielen. Laat hen hun dwaling inzien en troost vinden. Geef ze nog een kans. Als ik niet gedwaald had, hadden zij niet gezondigd. Vergeef mij mijn dwaling en vergeef hen hun zonde. Laat er liefde zijn in ons hart en ons onze verbinding weer voelen.

Haar gebed leek niet te worden verhoord. Het schavot werd opgebouwd, de beul besteeg het podium en de gevangenen werden naar boven geleid. De dame met het zwaard liet haar hoofd hangen en beet op haar lip. Zo zag ze niet dat de beul naar voren liep en zijn mond open deed. Ze schrok van zijn stem toen hij aan de menigte vroeg: “Zijn er nog mensen die een goede reden hebben waarom deze mannen niet gehangen hoefde te worden?” De dame bedacht zich geen seconde. Ze liep naar voren, beklom het podium en haalde haar zwaard tevoorschijn. Ze plantte het in de houten vloer van het schavot en zei: “Ja, ik.”
En ze vertelde het verhaal van een klein meisje. Dat ooit de wereld zag, zoals anderen dat niet zagen. Maar omdat mensen haar daarom altijd uitlachte een weg had gevonden om serieus genomen te worden. Ze was stoer en voornaam geworden. Maar ook trots en neerbuigend en gebonden aan regels in plaats van aan haar hart. Haar compassie had plaatsgemaakt voor een manifest. En ze keek naar de mannen die naar de punten van hun schoenen staarden. “Zijn zij slecht? Of hebben ze slechts een verkild hart, omdat ze niet hadden geweten waar de liefde te vinden?” vroeg ze. En ze vervolgde dat de liefde altijd is en dat je je er alleen maar voor hoeft open te stellen. “Ik weet zeker dat als jullie nu genade schenken aan deze mannen, hun harten voor goed zullen smelten.” Ze vroeg een ieder terug te denken aan de tijd dat zij jong waren. “Steek je vinger op als je zeker weet dat je vanaf die tijd altijd trouw aan jezelf bent gebleven”, eindigde ze.
Het bleef stil op het dorpsplein. Hier en daar werd er een traantje weggepikt. Maar niemand stak zijn vinger op. “Maak de veroordeling van de mannen dan hier nu ongedaan, veroordeel slechts hun daden”, sprak de dame en verwarm het hart van deze drie schavuiten en daarmee ook je eigen hart.” De menigte bleef roerloos. Na enkele ogenblikken begon het spontaan te joelen en te applaudisseren. Precies op hetzelfde moment, alsof het was afgesproken. Zelfs de zon brak door op dat moment.

De schavuiten, die tot dan toe roerloos op het podium hadden gestaan braken nu in tranen uit. Een van hen stak zijn hand in zijn hemd en haalde het Manifest van compassie tevoorschijn, dat hij verlegen en schuldbewust overhandigde aan de dame. “Dank je wel”, antwoordde de dame, “ ik vergeef je en ik accepteer je teken van berouw. Ik hoop dat je mij ook zult vergeven dat ik niet beter op mezelf gepast heb en de liefde en compassie verkwanseld heb waarmee ik jullie heb laten dwalen in plaats van naar liefde te hebben gebracht.” De menigte die even zijn adem had ingehouden, begon als uit een mond te roepen: “Genade, genade, genade!” De dame pakte haar zwaard en zei: Ik veroordeel jullie tot het leven met je eigen geweten en een leven met compassie” en ze kliefde de boeien van de mannen door. De beul knikte. De mannen waren vrij om te gaan. De dame borg de verklaring van compassie weer veilig op en ging op weg naar de koning. Ze vertrouwde erop dat ze ondanks de vertraging met open armen ontvangen zou worden.

 

Dit is de enigszins aangepaste versie van het Sprookje voor compassie dat ik heb voorgelezen op een evenement dat werd georganiseerd door Bregje Paulussen ter gelegenheid van de lancering van de Charter for Compassion dat is opgesteld onder leiding van Karen Armstrong.