De prins die niet presenteren kon

Illustratie Joyce Stenneke

Er was eens een oude koning in een land ver hier vandaan. De koning was zo oud dat hij eigenlijk wel wilde aftreden. Zijn zoon was volwassen genoeg om hem op te volgen, dus dat zou heel goed mogelijk zijn. Er was echter een probleem. Altijd wanneer de prins sprak vielen alle luisteraars in slaap. En zo kon hij natuurlijk niet regeren. De oude koning lag er wakker van. Wat moest hij doen? Zijn zoon was troonopvolger en zou toch echt op een dag op de troon komen. Of niet? De koning lag maar te wikken en te wegen en kwam er niet uit.

De oude koning zelf was heel populair en charismatisch. Hier en daar een tikkie ouderwets, maar daar kon iedereen best mee leven, want hij vertelde altijd de prachtigste verhalen en hij was een wijs man. Maar van al die slapeloze nachten werd hij wel wat humeurig. En de situatie begon hoe langer hoe onhoudbaarder te worden. De koning vroeg om raad bij de regering. ‘Laat hem trouwen’, zeiden de ministers. Dan kan de koningin het woord doen. ‘Huur een ghoswriter in’, zei de hofmeester. ‘Laat hem alleen nog maar zingen’, opperde de hofnar. Maar de koning vond het allemaal maar niets. ‘Een goede koning schrijft zijn eigen teksten en weet te inspireren,’ vond hij en werd hoe langer hoe meer chagrijnig. Hij besloot het er nog een keer op te wagen en gaf de prins goede tips en aanwijzingen om iedereen te kunnen boeien. Maar het had geen enkele zin. Binnen vijf minuten was de hele zaal weer in slaap gedommeld. De arme prins. Het huilen stond hem nader dan het lachen. De koning kon het niet meer aanzien en ontstak in woede, zo teleurgesteld was hij. Ga weg, riep hij tegen de prins. Ga weg, jij kunt geen koning worden. Ik ga wel op zoek naar een andere koning. Jij bent hopeloos. Ga weg, en kom pas terug als je een goed verhaal kunt vertellen.

De prins schrok zich gek. Hij wist zelf ook wel dat hij een ramp was. Maar dat het zo erg was dat hij geen koning kon worden en dat zijn vader hem wegstuurde, dat had hij niet verwacht. Dat zijn vader hem hopeloos noemde, dat deed wel pijn. En hij maakte zich zorgen, want als het niet op tijd zou lukken, zou hij zijn vader nooit meer zien en geen koning kunnen worden. De arme prins zat in zak en as. Maar er zat niets anders op. Hij moest gaan. Zo vertrok hij, te voet en hij liep en hij liep tot zijn voeten hem niet meer konden dragen. Dat was op het moment dat hij was aangekomen bij een grote rivier in een bos. Hij had geen kracht meer om de rivier over te steken. Daarom zocht hij naar een zacht plekje en legde zijn hoofd te rusten. ar een prins was natuurlijk helemaal niet gewend om op de harde grond te slapen. Dus hoewel hij heel erg moe was, deed hij geen oog dicht. Steeds weer prikte er iets in zijn rug dat hem wakker maakte.

Ook dat nog, dacht hij en begon te huilen. Eerst zachtjes, maar toen steeds harder en uiteindelijk zo hard dat alle dieren in het bos er wakker van werden. Van zijn verhalen viel iedereen in slaap, maar nu schrok iedereen wakker. Boehoeee, boehoooeee, huilde hij. Ik ben helemaal niets waard. Ik ben een prins van niks. Wat moet ik doen? Waar moet ik heen? Kan niemand me dan helpen?

‘Jawel hoor’, hoorde hij een heldere stem naast zich zeggen. ‘Ik kan je helpen.’ Geschrokken en dankbaar keek de prins op in de vriendelijke ogen van een gevleugeld wezen. Ze was een beetje roze doorschijnend en had zich op een rotsblok naast de huilende prins neergevleid. ‘Wie ben je dan?’, vroeg de prins een beetje bedremmeld. ‘Ik ben de verhalenfee,’ sprak de verhalenfee. ‘Oh’, zei de prins. ‘En hoe kan je me dan helpen?’. ‘Wat heb je nodig?’, vroeg de fee. ‘Ik moet leren vertellen en presenteren zonder dat iedereen direct in slaap valt’, antwoordde de prins. ‘Precies’, ze de fee, dat ga ik je leren. Maar eerst moet je slapen, want om goed te kunnen vertellen moet je wel goed uitgerust zijn. En je hebt een lange reis voor de boeg.’ ‘Een lange reis voor de boeg?’, vroeg de prins verbaasd. ‘Ja, dat leg ik je morgen wel uit. Eerst een verhaaltje voor het slapen gaan.’ En de verhalenfee vertelde het saaiste verhaal dat ze ooit gehoord had. Heel slaapverwekkend. Iets over een kikker die pas de hand kreeg van de vrouwtjeskikker die altijd op het plompenblad naast hem zat te zonnebaden, als hij niet meer iedereen in slaap kwaakte. Hij moest leren kwaken als een echte man, uh, kikker. En de verhalenfee legde extra nadruk op hoe iedereen in slaap viel, hoe langzaamaan hun ogen steeds zwaarder werden en ze zachtjes wegzakten in een diepe slaap. Zo gleed de prins langzaam met de kikkers mee in slaap. Nog voordat ze bij het einde was, droomde hij van kikkers en van die ene kikker die maar niet fatsoenlijk kon kwaken.

De volgende ochtend, nou ja, het was al bijna middag, werd de prins wakker. Een beetje stijf van het harde bos, maar wel lekker uitgerust. Ah, dat had hem goed gedaan. Hij rekte zich uit en keek om zich heen of hij de verhalenfee ook kon vinden. ‘Verhalenfee’, riep hij. ‘Ja, ja, hier ben ik’, antwoordde de vriendelijke verhalenfee. ‘Ben je eindelijk zo ver? Je avontuur kan beginnen.’ ‘Avontuur?’, vroeg de prins een beetje zorgelijk. ‘Wat gaan we doen dan? Ik hoef toch alleen maar te leren vertellen?’ De verhalenfee lachte. ‘Als het zo eenvoudig was, dan had je het allang gekund. Nee, jij bent er nog niet klaar voor. Jij moet eerst op reis. Ik ga je pas de fijne kneepjes van het vak leren als je het heilige vuur hebt gevonden. En dat vind je in de heilige vuurgrot onder aan de heilige vuurberg. Maar weet dat voordat je het vuur kunt ontvangen, je eerst je handen moet openen. En om dat te kunnen doen, moet je door de poort van het land van de eeuwige stilte. Daar ergens vind je een slaapsteen. Die moet je dragen en meenemen naar de grot van het heilige vuur. Je zult ze zelf moeten vinden, maar ik zal je een eindje op weg helpen. Sluit je ogen, dan vertel ik hoe het er daar uitziet. Dan herken je het als je het straks tegen komt.’ De prins sloot gehoorzaam zijn ogen en de verhalenfee zwaaide met haar toverstaf. En ineens werd het oorverdovend stil en daalde er een zachte roze wolk over de prins heen. Hij werd er helemaal warm van vanbinnen. En uiteindelijk begon hij helemaal te gloeien. Hij wilde zijn mond openen om de opborrelende woordenstroom te uiten, maar de verhalenfee onderbrak hem. ‘Zo zal het zijn,’ dat is waar je naar op zoek gaat. En onderweg staat je nog een verrassing te wachten. Neem ook deze mee. Ga nu de rivier in en laat je meenemen door de stroom. Als je uitkomt bij het meer, blijf dan een tijdje drijven. De rest wordt vanzelf duidelijk.’ En weg was ze.

De prins bleef een beetje ongerust achter, maar omdat hij helemaal blij werd van het gevoel dat hij gevoeld had, besloot hij op weg te gaan en sprong in de rivier. Hij deed dat zo enthousiast dat hij helemaal koppie onder ging. Hoestend en proestend kwam hij weer boven. Hij moest er eigenlijk wel om lachen. Hij zwom een stukje en draaide zich uiteindelijk om op zijn rug en liet zich heerlijk meedrijven. Zoals de verhalenfee al had voorspeld, kwam hij uit bij een groot meer. Daar dobberde hij nog even rond, totdat het zachtjes begon te regenen, terwijl de zon bleef schijnen. Boven het meer verscheen een prachtige regenboog. Zo’n heldere had de prins nog nooit gezien! Hij vroeg zich af of hij er onder door kon zwemmen en begon te zwemmen. Plots werd het helemaal stil om hem heen. Maar het was niet zo’n stilte voor de storm. Nee, het was een hele aangename stilte. Alsof de hele wereld samenviel. De prins was er helemaal door ontroerd, tranen liepen over zijn wangen. En net zo onverwacht als de stilte hem overviel, verscheen er een gestalte aan de rand van het meer. Ze fluisterde de prins in zijn oor dat hij de slaapsteen op de bodem van het meer kon vinden. De prins vroeg wie ze was, voordat hij overtuigd was dat hij moest duiken. ‘Ik ben je muze,’ zei de muze. Of je me kunt vertrouwen kun je alleen maar voelen. Nou ja, je kunt het natuurlijk ook gewoon uitproberen. De prins vond dat het wel goed voelde en dook naar de bodem. Daar lag een donkere steen. Een beetje onder het wier, maar dat kon hij eraf vegen. Met al zijn kracht droeg hij de steen naar boven. Van al dat zwemmen en duiken was hij moe geworden en hij klom met de steen op de kant. Nu moest hij nog naar de vuurgrot zien te komen. Eerst maar zoeken naar de vuurberg dus. Plots stond daar zijn muze naast hem. Ze glimlachte. De prins werd er helemaal warm van. Het vervulde hem met heel veel kracht en hij kreeg zin om aan de tocht te beginnen. Maar welke kant moest hij op? Maar voordat hij het antwoord op zijn vraag kreeg, waren zijn benen al begonnen met lopen. Alsof ze wisten waar hij naar toe moest.

Het werd een zware tocht. Onderweg moest de prins het opnemen tegen beren, tijgers en zelfs vuurspuwende draken. Maar de prins was vast besloten en hij kreeg hulp van zijn bijzondere steen en zijn geduldige muze. Dus hij klom in bomen als het moest, ging door diepe dalen, klom over toppen, trotseerde rivieren, bedacht listen en vocht zelfs af en toe. Gaande weg werd de prins steeds blijer. Hij begon te genieten van de tocht en liet zich verrassen door wat er kwam, zonder zich zorgen te maken. Hij vond het zelfs steeds leuker om met al die uitdagingen om te gaan. Ach ja, hier en daar wel een paar kleerscheuren, maar toch iedere keer weer een overwinning. Hij werd sterker en sterker. Mensen stootte elkaar aan als hij langsliep. Vrouwen keken bewonderend om. Het was wel een beetje een rare snuiter en een zwerver, maar hij had iets, vonden ze, iets magistraals. En soms vroegen ze hem naar zijn avonturen en zeurden net zo lang door totdat hij toegaf. Omdat hij bang was dat de mensen in slaap zouden vallen, had hij bedacht dat hij het beste plaatjes van zijn verhalen kon maken. En dus tekende hij zijn avonturen in het zand, terwijl hij erover vertelde. De mensen vonden het prachtig. En zo kwam hij op een dag aan bij de hoogste berg die hij ooit had gezien. Uit het topje van de berg kwam rook en soms zelfs een beetje vuur. ‘Dit is ‘m,’ dacht de prins. ‘Ik weet het zeker, dit is ‘m’. En hij maakte een vreugdedansje. Nu moet ik alleen de grot nog vinden. Maar hoe hij ook zocht, hij kon nergens een ingang van de grot vinden. Hij liep rondje na rondje om de berg – en dat nam vele dagen in beslag, want het was de grootste berg die de prins ooit had gezien – maar niets. Geen grot. Nu was de prins toch wel iets uit het veld geslagen en ging bij de pakken neer zitten.

Hij zat met zijn rug tegen de berg , keek in de richting waar hij vandaan was gekomen en overdacht zijn reis. Het was een mooie reis geweest. Wat een avontuur! Wat fijn dat hij de verhalenfee was tegengekomen en zij hem op deze reis had gestuurd. Voor het eerst in zijn leven voelde hij zich de koning te rijk. Nou ja, als een prins te rijk dan. Zij het dan een zonder troon. In ieder geval nog wel, want hij had het heilige vuur nog niet gevonden. Maar wel al een heleboel andere zaken. En mensen vonden het steeds fijner om naar hem te luisteren. Nu hij er zo over nadacht begon hij helemaal te gloeien van trots en blijdschap over wat zijn tocht hem gebracht had en begon te lachen. Al zijn zorgen leken weg te vallen. Hij lachte eerst nog zachtjes, maar toen harder en harder. Uiteindelijk zo hard dat de berg er zachtjes van begon te schudden. De prins voelde zich vrij. Hij kon de hele wereld aan. Hij werd zelf helemaal vrolijk van zijn eigen lach en begon nog harder te lachen. Hoe harder hij lachte, hoe harder de berg begon te schudden, totdat deze zelfs zo hard begon te schudden dat hij plots een stukje verschoof. De prins keek een beetje geschrokken op. Warempel, wat was dat? De berg die verschoof! Hij wilde zich net ernstig zorgen gaan maken totdat hij ineens een opening zag. Hé, daar was de ingang van de grot! Na al die avonturen, nu dan eindelijk gevonden! De prins sprong op, pakte de slaapsteen en legde deze behoedzaam legde in het vuur dat uit de grot naar boven kwam. De steen begon helemaal te gloeien. Net als de prins overigens. Hij warmde zijn open handen aan het vuur en keek naar de slaapsteen in het vuur. Deze leek wel wakker te worden. En steeds doorschijnender. Beetje bij beetje veranderde de steen in een prachtige stralende glazen bol. Daarin zag de prins zichzelf als vurige verteller. Jee, dacht hij, zou dat echt mogelijk zijn? Zou ik zo’n goede verteller kunnen zijn? Hij begon nog harder te gloeien van het idee. Het leek nu wel of het vuur in hem brandde. Hij liep er helemaal van over. Van top tot teen gloeide hij. Totdat hij niet harder gloeien kon. Toen spuugde de berg de glazen bol uit die voor de voeten van de prins op de grond terecht kwam. De prins liet hem afkoelen voordat hij hem oppakte en tijdens het afkoelen veranderde de bol in een schitterende diamant. Zelf koelde hij ook langzamerhand een beetje af. Maar er bleef een stevige waakvlam in hem over die voor altijd zou blijven branden. De prins was daarna een beetje van zijn stuk. Pff, wat een gebeurtenis. Hij was nog steeds wel een prins, maar hij leek wel een ander mens. Hij voelde zich sterk en vitaal, maar tegelijkertijd heel vrij en vredig. Zijn missie was geslaagd. Nu kon hij terug naar de verhalenfee.

De terugweg was stukken eenvoudiger. Alle obstakels van de heenweg nam hij nu met het grootste gemak. Hij lachte erom. Hij kon eigenlijk in een rechte weg terug naar het bos van de verhalenfee. Maar dat deed hij niet. Want onderweg begon zijn muze tegen hem te praten. Ze bracht hem op allerlei ideeën. En soms zat hij zo vol van die ideeën dat hij er gewoonweg over moest praten. Zo enthousiast was hij. En dan zocht hij een herberg op en begon te praten. En daarbij maakte hij nog steeds gebruik van zijn tekeningen. Met die combinatie sleepte hij de mensen mee in zijn enthousiasme en werden er nieuwe ideeën geboren. En zo trok hij van dorp naar dorp terug naar het bos waar de verhalenfee op hem zat te wachten.De jaargetijden waren al verschillende keren gewisseld toen de prins terug kwam. Aangekomen in zijn eigen land, hoorde hij dat de koning nog leefde, maar wel ziek was. Hij had nog geen nieuwe troonopvolger gevonden, maar er waren er wel verschillenden in de race. Eigenlijk wilde de prins direct naar zijn vader toe, hij had hem ondanks alles, wel gemist. Maar hij moest eerst naar de Verhalenfee. Die zou hem nog de fijne kneepjes bijbrengen. Dat hadden ze afgesproken. In het bos aangekomen, zag hij haar al van verre staan. ‘Ah, je hebt het heilige vuur gevonden,’ sprak de verhalenfee tevreden. Vertel eens wat heb je allemaal meegemaakt. En de prins begon te vertellen en te tekenen alle dieren in het bos luisterden ademloos mee. Want niet alleen vertelde de prins de verhalen met heel veel vuur, maar ook recht uit zijn hart. ‘Heel goed,’ klapte de verhalenfee, ‘niemand is in slaap gevallen. Je bent geslaagd. Ga nu naar huis en gebruik je muze en glazen bol wijs. Alleen als je een klein duwtje in de goede richting nodig hebt. Maar vertrouw er maar op dat de verhalen gewoon uit je binnenste zullen opborrelen.’

En zo vertrok de prins richting huis. Ondertussen bleef hij onderweg zijn avonturen vertellen. Overal waar hij kwam, hingen de mensen aan zijn lippen. Niemand had in de gaten dat dit de prins was die ooit iedereen in slaap vertelde. Het nieuws van de goedvertellende vreemdeling verspreidde zich door het land. Zo kwam het ook de oude koning ter ore. Misschien kan hij wel koning worden, dacht de koning. En hij stuurde zijn beste ridders erop uit om de man te vinden. De prins was wel blij dat hij het laatste deel van zijn reis per paard kon afleggen en liet zich naar huis brengen door de ridders.Eenmaal in het kasteel, lieten de ridders de prins wachten in de kroonzaal. Zijn vader snelde naar hem toe en bleef stokstijf op de drempel staan. Warempel het was zijn eigen zoon! De koning was dolblij hem weer te zien. Wat was hij veranderd! Van een saaie, verlegen prins, was hij omgetoverd in een stralende, fiere, ja, laten we maar zeggen, koning. Het was hoog tijd dat hij gekroond werd. En nadat de prins van zijn avonturen had verteld en niemand in slaap was gevallen en hij en passant ook nog iedereen had weten te overtuigen van de ideeën die hij onderweg had opgedaan, tilde de koning zijn kroon van zijn hoofd en kroonde zijn zoon tot koning. Nu kon de koning zijn koninkrijk met gerust hart achterlaten. Dat de nieuwe koning uiteraard met gemak de mooiste prinses van het hele vaste land voor zich wist te winnen en dat ze nog lang en gelukkig leefde dat staat natuurlijk buiten kijf, maar is niet zo belangrijk voor dit verhaal….

Dit verhaal kwam tot stand in samenwerking met Sebastiaan ter Burg, www.ter-burg.nl. Tekening van Joyce Stenneke, wwwenjoyanimation.com ©

 

 

D

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *